Johan van Grinsven

Journalist, auteur, uitgever

I ESCH-ZUR-ALZETTE

LUXEMBURG

"Het is ook gek als iemand tegen je zegt dat de plek waar je tot voor kort werkte nu als museum moet gaan dienen. De mensen moesten eerst afscheid nemen van hun verleden." JEAN-CLAUDE CONTER - LUXEMBURGS NATIONAAL BUREAU VOOR TOERISME

IJZERGEBIED VAN LUXEMBURG WORDT MUSEUMGEBIED

Het land van de rode aarde

Het land van de rode aarde is geen streek in het wilde westen van Amerika, maar het zuidwesten van Luxemburg. Jarenlang was dit een walmend industriegebied, vol mijnen en staalfabrieken. Nu die zware jongens verdwenen zijn, wordt het industrieel erfgoed opgepoetst om als toeristische attractie te dienen.

Op vele plaatsen in Zuid-Luxemburg, zoals in Dudelange, worden de mijnwerkers geëerd voor hun grote bijdrage aan 's lands welvaart.

Het stadhuis van Esch-zur-Alzette in het zuidwesten van Luxemburg is op zijn zachtst gezegd robuust. Die gespierde omvang past bij deze streek, net zoals het tafereel op de timpaan boven de entree: een staalarbeider en een mijnwerker broederlijk zij aan zij. Als eerbetoon aan de mannen van staal die deze regio - en deels ook het land - groot gemaakt hebben.

Onder dat tweetal het nationale motto van de Luxemburgers: 'Mir wöllen bleiwe wat mer sin', ofwel: we willen blijven wat we zijn. Toch is in deze streek veel veranderd. Zuid- Luxemburg was jarenlang het decor voor de staal- en mijnindustrie. Maar de roestbruine walmen zijn verdampt, de laatste mijn sloot in 1980 en de Luxemburgse staalgigant Arbed opereert voortaan vooral over de landsgrenzen.
Die teloorgang dwong de landelijke en lokale overheid tot nieuwe initiatieven. Zo kwam er vervangende werkgelegenheid en werd de troefkaart toerisme uitgespeeld in deze minst toeristische streek van het Groothertogdom. Geheel in de sfeer van de regio draait het daarbij vooral om het industrieel erfgoed: mijnen, machines en stoomtreinen dienen als trekpleisters, naast het bekendere toeristische aanbod als musea, monumenten, wandel- en fietsroutes.

Bossen
Wie denkt dat het zuidenwesten van Luxemburg door die vele mijnen en staalfabrieken is getroffen door een forse kaalslag komt bedrogen uit. Het land van de rode aarde - de Luxemburgers zelf noemen het hier 'De Minett' - is verrassend groen. De vele bossen worden slechts onderbroken door kleine dorpen, ooit gebouwd voor de vele mijnwerkers. En overal steekt de roodgekleurde aarde, die de streek zijn naam gaf, doorheen.
Het is het ijzer in de grond die hier de aarde roodbruin kleurt. Een van de grootste blikvangers in deze streek is het Nationaal Mijnmuseum in Rumelange, eens het belangrijkste centrum voor ijzerertswinning in Luxemburg. Op 1 mei ging het museum na een forse opknapbeurt van bijna twee jaar weer open. Er kwam onder meer een ontvangsruimte bij met daarin uitleg over de mijnbouw en aandacht voor de mens in deze industrie; voor de mijnwerkers en hun gezinnen, die vaak groot waren, tot wel 23 personen toe.
De rondleidingen in de mijn bij het museum worden verzorgd door oud-mijnwerkers. De Walert heet die mijn en de nu 68-jarige Armand Gros werkte er van 1947 tot de sluiting in 1963. Nu is hij er weer te vinden, als gids. In stofjas, met op zijn helm een medaillon van de heilige Barbara, schutspatroon van de mijnwerkers. Hij voert de bezoekers met een dieselloc en miniatuurwagons zo'n zeshonderd meter de mijn in. Dat traject wil de museumdirectie binnen twee jaar uitbreiden tot zo'n 3 à 4 kilometer, binnen en buiten de mijn. De komende jaren wordt er ongeveer 1,2 miljoen gulden overheidsgeld in uitbreiding van het museum geïnvesteerd.
In het binnenste van de aardhoop gaat het te voet verder. Gros verhaalt van de zware labeur die de mijnwerkers hier moesten verrichten. Hij schetst het beeld van generaties stoere kerels die met geweld het gesteente te lijf gingen. Hun eigen gereedschap moesten ze betalen, zegt hij met nauwelijks verholen afkeer jegens de mijneigenaren. 'Hun boren, het springpoeder en lange tijd zelfs het stuthout.'
Als mijnwerkers verklede etalagepoppen en een (nep-)paard moeten het leven onder de grond beter inleefbaar maken voor de bezoeker van deze mijn. Gros vertelt honderduit, honderd meter onder de grond. Bij een half olievat onder een houten zitting ligt een lange stok. Dit was het toilet voor de mijnwerkers. En die stok dan? 'Die was bedoeld om de ratten mee te verjagen als je op het toilet zat...'

Anna nr. 9
Geeft het Nationaal Mijnmuseum informatie over wat er ìn de mijnen gebeurde, in Fond-de-Gras moet de bezoekers alles te weten komen over wat er buiten de mijn gebeurde. Tenminste, dat is op termijn de bedoeling. De nostalgische stoomlocomotief Anna nr. 9 van de museumtrein Trein 1900 huffepuft witte wolken de lucht in voordat zij in gang wordt gezet. De bezoekers kunnen hier kiezen uit drie trajecten om per stoom- of oude dieseltrein af te leggen.
Rond Fond-de-Gras laten zo'n vijftig vrijwilligers niet alleen deze 'Trein 1900' lopen, maar ze zorgen ook voor het museum-in-wording. Fond-de-Gras moet een levendig openluchtmuseum worden, maar dat museum is er nog lang niet. Naast de trein treft de bezoeker er nog niet veel meer aan dan een loods met oude, niet-werkende stoommachines uit een electriciteitsfabriek, in de openlucht een kolossaal machinegedrocht dat ooit werd gebruikt om rails te vervaardigen (allebei zonder enige toelichting), een cafeetje, het interieur van een oud kruidenierszaakje ('Maison Victor Bink' uit buurgemeente Differdange) en een piepklein informatiecentrum met enkele foto's van mijnwerkers rond een mijningang. Mooie grote zwart¬witfoto's van knoestige mannen in werkmanstenue dat wel; foto's die net zo goed in het wilde westen van Amerika gemaakt konden zijn.
Namens het ministerie van Cultuur - dat zo'n anderhalf miljoen gulden in het museum stak - spendeert ambtenaar Jean Reitz veel tijd aan het museum. Hij vertelt dat aan de andere kant van de heuvel, bij het plaatsje Lasauvage - het enige helemaal Franstalige stukje Luxemburg - ook oude fabrieksloodsen zijn aangeschaft. Daar wordt een permanente tentoonstellingsruimte van gemaakt. Het is de bedoeling dat over enkele jaren toeristen met een trein de ene mijn in kunnen rijden om er bij Lasauvage weer uit te komen.

Architect Peter Rice ontwierp bijzondere straatlantaarns voor Esch-zur-Alzette.

Wilde westen
Plannen zijn er genoeg en niet alleen bij de vrijwilligers van Fond-de-Gras. Het toeristische thema 'industrieel erfgoed' moet de komende jaren in dit mijngebied sterk worden uitgebreid. Volgens Jean-Claude Conter van het Luxemburgs' Nationaal Bureau voor Toerisme heeft deze regio minder logiesmogelijkheden dan de rest van het Groothertogdom. 'Toerisme is hier een nog jonge industrie. Dat komt omdat mensen na het sluiten van de mijnen en staalfabrieken de mogelijkheden niet zagen. Het is ook gek als iemand tegen je zegt dat de plek waar je tot voor kort werkte nu als museum moet gaan dienen. De mensen moesten eerst afscheid nemen van hun verleden.'
Dat Het Land van de Rode Aarde nog niet zo in trek is, heeft voordelen, aldus Conter. 'Omdat de mensen hier nog niet verwend zijn met toeristen doen ze er meer moeite voor.' Hij stelt dat deze regio niet alleen interessant is om er te verblijven, maar ook voor toeristen die er vanuit hun standplaats elders in het land een dagje naartoe willen. Dat kan gemakkelijk, omdat Luxemburg maar 56 bij 89 kilometer meet en omdat hier de laatste jaren fors geïnvesteerd is in nieuwe snelwegen.

Dudelange
Wie toch in deze buurt is, zou even kunnen afwijken van het industriële thema en Dudelange bezoeken. Niet eens zozeer om de musea in de stad of de volgens kenners uitstekende wandelomgeving, maar alleen al om de neogotische St. Martinskerk, die uit 1894-1897 stamt. Die kerk is tussen 1924 en 1927 helemaal volgeschilderd door de monnik Notker Becker. Hij heeft er samen met drie schildersgezellen de fraaiste op mozaïeken lijkende fresco's van gemaakt. En dat in een kerk die toch al mooi intact was gebleven, compleet met antieke wandbetimmeringen, meubilair, kruisweg van de hier beroemde schilder Dominique Lang, preekstoel en altaar. De kerk in Dudelange geldt dan ook als een van de weinige culturele schatten in het zuiden van Luxemburg.

Esch-zur-Alzette
Terug naar het begin: Esch-zur-Alzette. Met 40.000 inwoners de tweede grootste stad van Luxemburg en de spilgemeente in het zuiden. De stad getuigt niet alleen via de gevel van het stadhuis van het belang van de mijn- en staalindustrie. De Rue de l'Alzette is de langste winkelstraat van Luxemburg en zelfs in die winkelpromenade is een link met het verleden aangebracht. De straatverlichting, ontworpen door architect Peter Rice, bestaat uit stalen staketsels die hoog en puntig de lucht in steken. Met zeildoek als wolken aan deze masten. Ze staan er als een eigenzinnig eerbetoon aan de mannen van stavast die hier vroeger werkten.
Esch-zur-Alzette, dat een stedenband met Tilburg onderhoudt, is een stad met veel fraaie oude gebouwen in het centrum. Een van de weinige bezienswaardige moderne gebouwen is het onderzoekscentrum van Arbed. Het pand aan de Rue de Luxembourg, gebouwd rond een oude stenen toren, is van staal en glas gemaakt en ontworpen door architect Gottfried Böhm uit Keulen. In 1995 kreeg het gebouw een Europese prijs, voor het beste in staal gefabriceerde gebouw. In het complex bevindt zich ook een kunstgalerie met daarin alleen kunstwerken van staal en ijzer. Het industriële erfgoed is nergens ver weg in het Land van de Rode Aarde.

I  Gepubliceerd in oa Brabants Dagblad, BN/De Stem, De Gelderlander, 1998

In het Luxemburgse Fond-de-Gras kunnen bezoekers van een openluchtmuseum-in-wording ritjes maken met een diesel¬ en een stoomtrein; ze komen onder meer langs een kolossale machine waarmee rails werden gemaakt.

Praktisch

Informatie over Het Land van de Rode Aarde: Luxemburgs verkeersbureau, Nassaulaan 8, 2514 JS Den Haag, telefoon 070-3649041. Er is een Nederlandstalige brochure beschikbaar over deze regio. De treinen van Fond-de-zo Gras rijden van 1 mei tot eind september op zondagen en tijdens vakanties, van 15.00 tot 19.00 uur. Het Nationaal Mijnmuseum in Rumelange, dat op 26 juni officeel wordt heropend, is dagelijks open van pasen tot eind oktober, van 14.00 tot 17.00 uur. In Esch-zur-Alzette is een wandelinggidsje in het Nederlands beschikbaar: 'Als de gevels het epos van de stad vertellen'. Bij de diverse lokale VVV's zijn wandel-en fiets-routes verkrijgbaar.

I LuxembourgCard

"De LuxembourgCard is nu al een succes." Dat zegt woordvoerder Jean-Claude Conter van het Nationaal Luxemburgs Verkeersbureau over de deze zomer geïntroduceerde kortingskaart. Na aanschaf van die kaart kunnen mensen in het Groothertogdom gratis gebruik maken van het openbaar vervoer en bij 31 bezienswaardigheden voor niets naar binnen.

Omdat er afgelopen zomer zo'n drieduizend kaarten zijn verkocht, beschouwt het verkeersbureau de proef met de kaart als geslaagd en komt er volgend jaar een vervolg. "Voor de promotie van het toerisme is de kaart een goede zaak", aldus Conter. "De bedoeling is namelijk om Luxemburg een goedkopere vakantiebestemming te maken voor gezinnen met kinderen. En wij zijn het eerste land waarvoor zo'n kaart geldt."
Het idee is echter afgekeken van steden als bijvoorbeeld Berlijn en Wenen en de Oostenrijkse regio Karinthië waar zo'n 'alles-inbegrepen-kortingskaart' al langer in gebruik is. Dit jaar is de LuxembourgCard van 1 juli tot en met 31 oktober geldig.

Korting
Volgend jaar is die geldigheidsduur langer: van pasen tot eind oktober. Dan zijn in ieder geval weer die 31 attracties gratis toegankelijk, terwijl drie andere bezienswaardigheden 30 procent korting op de entreeprijs geven. Mogelijk wordt het aantal deelnemende attracties nog groter, aldus Conter. "Kleiner zeker niet, want de deelnemers hebben zich ook voor volgend jaar moeten vastleggen."
De LuxembourgCard wordt in 1998, in tegenstelling tot de kaart van dit jaar, ook uitgebreid gepromoot.

Wijnkelders
Er zijn kaarten die een, twee of drie dagen geldig zijn en er zijn eenpersoons- en familiekaarten (voor twee tot en met vier personen). Conter: "Met die kaart ben je zelfs al goedkoper uit als je alleen maar gebruik maakt van het openbaar vervoer en dus geen enkele attractie bezoekt".
Tot de attracties die gratis toegankelijk zijn, behoren kastelen, wijnkelders, een toeristentreintje, een casino, een toverpark, een stoeltjeslift en zeventien musea.
De LuxembourCard is op ruim 200 verkooppunten te koop, waaronder VVV's, hotels, musea en andere deelnemers. Prijsindicatie: een kaart voor één persoon, één dag geldig kost ongeveer 15 gulden; een familiekaart (twee tot vier personen) voor één dag kost 30 gulden.

I  Gepubliceerd in oa Brabants Dagblad, 1997

MIJN MOTTO

Your easy reading is damned hard writing

Nathaniel Hawthorne

RECHTEN

© Teksten: Johan van Grinsven
© Ontwerp: 013 Media

Het auteursrecht van informatie en beeldmateriaal op deze website berust bij de genoemde fotografen of bij Johan van Grinsven. Dit geldt eveneens voor andere illustraties, logo's en dergelijke. Het is niet toegestaan zonder toestemming van Johan van Grinsven (of de andere belanghebbenden) informatie en beelden van deze website te kopiëren, op enigerlei wijze openbaar te maken, te gebruiken, te vermenigvuldigen en/of te bewerken. 

RECHTEN FOTO'S

© Foto's: Luuk Aarts, Marc Bolsius, Johan van Grinsven, Frank Trommelen, Frans van Halder, Toine van Berkel, Hetty Meijer, Jon Loek/Team Peter Stigter, Joske en Jip ten Bosch, Kuido Merits, Lara van Grinsven, Lauran Wijffels, Marie-Thérèse Kierkels, Rik Goverde, Robert de Vries, Virginy Joosen, Wieke Hoeke, Persburo Van Eijndhoven/Beeld Werkt, Jack Aarts, Luis Terrazza, AImée de Jongh (illustratie), Toronto Tourism, Fred van Laarhoven, Hans van Alebeek, Thomas Segers, Edwin Diependaal, Henry Kisor, Jean-Luc Rohner, Fotoburo Dijkstra.

FOTO'S VIA UNSPLASH

© Ricardo Alfaro, Robert V. Ruggiero, Wei Zeng, Daniel Reyes, Jonathan Mast, Aaron Burden, Eli Armas, Max Templeton, Wim Bollen, Paul Teysen, Dennis Buchner, Hayo Roskam, Sies Kranen, Malcolm Lightbody, Gio Mikava, Vlado Sestan, Joel Rohland.